Ratelen op Paaszaterdag




Traditiegetrouw zullen op Paaszaterdag de jongens van Broekhuizen en Broekhuizenvorst de huizen langs gaan om ratelend eieren en geld op te halen.


Het ontstaan van deze traditie moet gezocht worden in het verre verleden en staat in verband met de kerkelijke plechtigheden van de Goede Week. Niet alle bijzonderheden over het ontstaan van deze traditie zijn bekend, maar het volgende verhaal kan ons een eind op weg helpen.

Als op Witte Donderdag onder de Heilige Mis het Gloria gezongen werd luidden de klokken en rinkelden de bellen. Daarna zwegen de klokken, orgel en bellen tot het Gloria van Paaszaterdag. Velen zullen zich nog het verhaal herinneren van de klokken die naar Rome gingen en die op Paaszaterdag eieren strooiend terugkeerden. De klokken en altaarbellen werden gedurende deze dagen door de ratel vervangen. De kerkdiensten, die gewoonlijk werden aangekondigd door het luiden van de klokken, werden nu door misdienaars met ratels bekend gemaakt. Zo weten wij dat ca 1920 de misdienaars van Broekhuizen ratelend een rondje liepen over de tegenwoordige Hoogstraat, de Looierstraat en de Veerweg. Een uur voor de dienst riepen ze tussen het ratelen door: "Eerste maal", en een half uur later was het "Samen, samen" en ongeveer een kwartier voor tijd werd er "Kleppen, kleppen" geroepen. Het luiden van de klok om 12 uur, het Angelus, was voor velen het teken om met de middagpauze te beginnen. Het avondluiden, ongeveer een half uur na zonsondergang, betekende het einde van een lange werkdag. Als nu op Witte Donderdag en Goede Vrijdag de klokken niet luidden, betekende dit dat men niet wist wanneer er met werken opgehouden kon worden. Vooral voor de bezitters van de kastelen Broekhuizen, Ooijen en de Kolck, maar ook voor de vele mensen die op of bij deze kastelen werkten, was het zwijgen van de klokken lastig. Waarschijnlijk op het verzoek van de kasteelheren ontstond de gewoonte dat op donderdag en vrijdag van de Goede Week de misdienaars naar de kastelen toe trokken om met ratels het begin van de middagpauze aan te geven. En een half uur na zonsondergang gingen zij wee op pad om het einde van de werkdag aan te kondigen. Op Paaszaterdag trokken de koster en de misdienaars naar de kastelen om de beloning voor de bewezen diensten in ontvangst te nemen. Deze beloning bestond uit een flinke portie eieren. De eieren werden verdeeld onder de pastoor, de koster en de misdienaars. Toen het ratelen geen echte functie meer had bleef het toch de gewoonte om op Paaszaterdag naar de kastelen te gaan om te ratelen. En als men dan toch eenmaal op stap was, waarom zou men dan niet de andere huizen bezoeken? Iedereen in het dorp profiteerde immers van het werk van de misdienaars. Naderhand sloten ook niet misdienaars zich aan en ten slotte was het de hele mannelijke schooljeugd die op pad ging en alle huizen van het dorp bezocht. De koster, die vroeger ook de onderwijzer was, verdeelde de opbrengst aan eieren en geld onder de deelnemers. Op Paaszaterdag na het lof werden de misdienaars nog eens door de koster op eieren getrakteerd. De leiding van de tocht, die vroeger bij de misdienaars berustte, werd later overgenomen door de zesdeklassers. Hopelijk zullen ook dit jaar weer vele jongens met ratel aan de tocht deelnemen. Op deze manier helpen zij mee om deze vrij zeldzame traditie in ere te houden.