Toon van de Ven





Antonius Hubertus van de Ven werd op 19 oktober 1924 geboren in Tienray, als tweede kind in een gezin van vier kinderen. Vanaf zijn derde jaar woonde hij in Blerick. Vanaf zijn prilste jeugd was hij een vrije vogel en hij was anders dan anderen. Na de middelbare school moest hij tijdens de oorlogsjaren gaan werken in Duitsland. Die periode was voor hem vooral een avontuur.
Zijn grootste avontuur echter begon daarna, toen hij in 1946 ging studeren in Amsterdam aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Daar, in de wereld van de kunst groeide zijn passie die zijn leven bepaalde en kleurde.

Hij was vaak te vinden aan de Maas, want een van zijn grote hobby’s was vissen. Daar ontmoette hij op een dag Toetie Schoenmakers. Zij werd de vrouw van zijn leven.
Ze trouwden in 1953 en leidden aanvankelijk een eenvoudig bestaan waarbij ze leefden van de kunst.
Het echtpaar Van de Ven kreeg drie kinderen.


Toon kreeg al snel een baan van vijf uur aangeboden als tekenleraar op het Thomascollege in Venlo. Daar kon in eerste instantie van geleefd worden en het gaf hem de ruimte om te schilderen. In de loop van de jaren breidde hij zijn leraarschap uit om uiteindelijk met veel enthousiasme te werken op het Blariacumcollege.

In 1967 verhuisde Van de Ven naar Broekhuizen. Een eindeloze stroom van abstracte en meer figuratieve, vaak magische schilderijen zijn daar door hem gemaakt. En uit elk werk sprak en spreekt nog steeds zijn visie.
Hij was medeoprichter van de Teken- en Schilderclub van Broekhuizen.

Via de familie van Toetie kwam hij in contact met de wereld van de astrologie, een van de grote thema's in zijn schilderwerk.
Als wichelroedeloper en astroloog hielp hij vele mensen. Op die manier zette hij zich altijd voor anderen in, en hij werkte van ’s morgens tot ’s avonds, dag in dag uit.

Van de Ven kende grote successen. Een van de hoogtepunten was de overzichtstentoonstelling in het Bommel van Dam-museum in Venlo in 1978.

Toon van de Ven is op 16 juni 2006 overleden.

Bronnen: Echo aan de Maas/ De Limburger juni 2006